Tonisch Labyrinth Reflex (TLR)

De TLR bestaat uit twee delen. Het voorwaartse deel komt op in de baarmoeder en wordt actief als het hoofdje door de baarmoederwand naar voren wordt gedrukt. Het gevolg is dat het hoofd tijdens de groei permanent in een gebogen houding blijft. Het lichaampje van de baby verslapt, en heeft daardoor zo lang mogelijk de ruimte om te groeien. Rond vier maanden na de geboorte moet dit deel van de reflex onder controle zijn.

De achterwaartse deel wordt geactiveerd tijdens de geboorte. Het kind moet de spildraai gaan maken en uit de gebogen houding komen. Het hoofdje wordt idealiter met een achterhoofds-presentatie geboren. Als het hoofdje achter het schaambeen vandaan komt, wordt het hoofd naar achteren gebogen. Dit zorgt ervoor dat de armen en benen gaan strekken en het lijfje geboren kan worden. Dit deel van de reflex komt pas onder invloed van de ontwikkeling van de Symmetrisch Tonisch Nek-reflex en de hoofdrechtingsreflexen onder controle.

Als het voorwaartse reflex-deel niet onder controle komt, zullen de schouders gebogen staan. Daarnaast zal iemand geneigd zijn wat ineen te zakken bij het rechtop staan. De spierspanning is te laag. Als de achterwaartse reflex niet voldoende onder controle is, zal iemand geneigd zijn op zijn tenen te gaan staan als hij rechtop staat. De motoriek is houterig of schokkerig door een te hoge spierspanning.

De TLR heeft te maken met het evenwichtsorgaan en als de reflex onvoldoende wordt afgeremd wordt iemand telkens uit balans gebracht. Dit betekent dat de spiertonus steeds moet worden aangepast. Bovendien zullen de oogbewegingen niet optimaal zijn. Dat komt omdat de hoofdrechtingsreflexen (die ervoor zorgen dat de ogen altijd horizontaal staan ongeacht de positie van de romp) bij een ongeremde TLR ook niet goed functioneren.

Als de TLR deels of beide delen niet goed onder controle zijn, zou je dat kunnen opmerken aan de hand van de volgende verschijnselen:

  • evenwicht problemen
  • last van wagenziekte
  • sterretjes zien
  • duizeligheid
  • hoogtevrees
  • moeite met traplopen
  • slechte balans bij het lopen
  • moeite om positie in de ruimte te bepalen (links rechts voor achter boven onder)
  • slechte werking ogen (o.a. diepte en afstand schatten)
  • moeite met aanleren en onthouden van volgorden (cijferreeksen, klokkijken, weekdagen)
  • paniek en angst (vanuit gevoel dat hoofd los op romp staat als gevolg van gebrekkige spierbeheersing)